Geschiedenis

Over het algemeen wordt aangenomen dat de oorsprong van de valkerij bij de nomaden ligt, die op de uitgestrekte vlakten van Centraal-Azië leefden. We hebben het dan over de tijd zo’n 2000 jaar voor onze jaartelling. Op die vlakten ging het er niet om het wild te vinden, was men natuurlijk niet zo erg geïnteresseerd in het kleinwild, maar meer in het soort wild dat daadwerkelijk iets in de pot bracht, zoals antilopen.

Een ‘kijkdier’, zoals een roofvogel, bleek meer geschikt om wild op afstand te ontdekken en te bejagen dan bijvoorbeeld een hond. De vogels werden op dusdanige wijze getraind dat ze het wild blokkeerden. De (lange) honden waren dan in staat om bij de prooi te komen en het werk af te maken. Waarschijnlijk werd er in die tijd voornamelijk met de wat grotere roofvogels, zoals steenarend en sakervalk, gejaagd op haarwild (zoogdieren). Vanuit Centraal Azië verspreidde de valkerij zich in oostelijke richting: naar China, Korea en Japan.
Het staat vast dat de Chinezen de valkerij al lang voor onze jaartelling beoefenden. Die werd daar op grootse wijze bedreven. Zo trok men met wel 1000 vogels op jacht, die dan enkele maanden duurde. Misschien was zo’n groot aantal vogels wel noodzakelijk omdat er ongetwijfeld veel dieren dood gingen of wegvlogen. Hoe dan ook, het waren groots opgezette jachtpartijen.