Jongste valkerijhistorie in Nederland

Al ten tijde van de “Confederate Hawks of Great Brittain” (eind 18e eeuw) voerden de Nederlandse beroepsvalkeniers, die met name uit Valkenswaard afkomstig waren, de boventoon. Zij werden overal in Europa, waar de valkerij op grootschalige wijze plaatsvond, in dienst genomen en voorzagen menigeen met in de kempen op de trek gevangen slechtvalken. Zij waren dan ook experts in het trainen van de z.g. “wildvang”. Dit in tegenstelling tot hun Schotse collega’s die bekwamer waren in het africhten van uit het nest genomen jongeren (“nestelingen”). Na de opheffing van de grote valkerij clubs, vooral die op het Loo, wisten de nederlandse beroepsvalkeniers nog enige tijd het hoofd bovenwater te houden met de vangst van valken en de productie van fournituren voor de valkerij. Die vonden vooral aftrek in Engeland. De laatste Europese en Nederlandse beroepsvalkenier was Karen Mollen, zoon van Adriaan Mollen, de voormalige valkenmeester op het Loo.
In 1935 stierf de beroepsvalkerij met hem.

Valkerijgroeperingen

In 1938 richtte een hand vol enthousiastelingen het “Nederlands Valkeniersverbond Adriaan Mollen” op. Vervolgens moesten ze het vak nog leren uit de schaars voorhanden zijnde literatuur. Dat ging met veel vallen en opstaan gepaard. In Nederland zijn er nog vier valkerijgroeperingen. Allen tezamen beschikken zij over ongeveer 200 valkeniers, die voornamelijk met een havik vliegen.

De huidige valkerij, de praktijk

De valkerij wordt in twee disciplines verdeeld:
Ten eerste de zg. “hoge vlucht”, welke met de valk plaatsvindt en ten tweede de “lage vlucht”, die met havikachtigen en arenden word beoefend. In Nederland is het uitsluitend toegestaan om de valkerij met havik of slechtvalk te bedrijven, vandaar dat we ons tot die soorten zullen beperken.

Herkomst van vogels

In vroeger tijden werden de voor de valkerij benodigde vogels uitgehorst of gevangen. In Nederland was men bij afwezigheid van broedende slechtvalken aangewezen op vangst tijdens de trek, terwijl haviken uitgehorst konden worden. In recenter tijden kon dit echter niet meer gepraktiseerd worden, vanwege het alsmaar zeldzamer worden van de vogels. Wilde slechtvalken worden in Nederland helemaal niet meer gebruikt. De in de valkerij gebruikte slechtvalken zijn nu alle afkomstig uit de fok. Hetzelfde geld voor haviken, hoewel deze vogel in Nederland een populatiegrootte heeft als nooit tevoren. De vogels worden op een dusdanige wijze gefokt, dat zij minimaal contact met de mens hebben en dus volledig wild zijn, dat wil zeggen qua gedrag gelijk aan de uit het wild afkomstige nestelingen. De opvoeding geschiedt dan ook geheel door de (pleeg)ouders. Voedt men de vogels met de hand op, dan raken ze gewend aan de mens en schreeuwen zij de hele dag naar hem om voedsel.

Huisvesting en training

Wanneer de veren van de vogels uitgegroeid (hard) zijn, begint de trainingsperiode. De vogels worden gevangen, “de schoenen” worden aangedaan en in de tuin op het blok of, in het geval van de havik, op de sprenkel geplaatst. De bazale training komt erop neer dat men via het eten het vertrouwen van de vogel moet proberen te winnen. Daarna wordt de vogel bijgebracht dat hij eten krijgt wanneer hij geroepen wordt. Het laatste en moeilijkste is het jagen van en met de vogel. Door te vliegen met een uit het wild gevangen exemplaar (van meestal nog geen jaar oud), kan men de laatste stap aanzienlijk vereenvoudigen. Omdat de vogel al over de nodige jachtervaring beschikt en goed bevlogen (in goede conditie) is.